Inleiding
De aanleiding voor de natuurreis in Montenegro vormde zich een jaar geleden in Griekenland.
De eerste dag van onze natuurreis in noordoost Griekenland, die we zelf verzorgd hadden, was ons zeer goed bevallen. We hadden voor één dag een busje gehuurd en zijn in de buurt van het vliegveld locaties gaan zoeken, die ons interessant voor reptielen en amfibieën leken. De sfeer was goed en we vonden veel leuke dieren en planten. De verdere reis werd georganiseerd door Bernd Pitzer. Deze man was zeer zelfingenomen en deed totaal geen moeite om aan de wensen van de deelnemers tegemoet te komen. Vanaf het begin werden we in kleine, oncomfortabele voertuigen gepropt. Een welkomstdrankje zat er niet in. Hij tiranniseerde zijn mensen. Verder deed hij met het zoeken niet met de groep mee, zodat hij in dat opzicht geen meerwaarde had. Vanaf het begin had hij de intentie niet om met de groep mee te doen. De hele tijd liep hij op sandalen en had hij lashandschoenen met grote gaten. Voor iedereen die het idee heeft om bij hem zo’n natuurreis mee te doen, raad ik ten zeerste aan om gezien onze slechte ervaringen met hem de reis te heroverwegen.Gezien onze eerste geslaagde dag in die vakantie besloten Marcel en ik zelf een reis te organiseren voor ons, Ronald en Haijo. We hadden Kroatië of Montenegro voor ogen. Ik deed navraag en vroeg advies bij Jeroen Speijbroeck, die zelf met zijn medereisgenoten in mei 2008 heel succesvol is geweest in Montenegro. Zijn advies was om voor Montenegro te kiezen vanwege de grote variatie aan voor herpetofauna goede biotopen in een relatief klein gebied. Verder komt er in Montenegro een aantal specifieke karsthagedissen voor, waar er zelfs één endemisch van is. Verder gaf Jeroen mij een aantal LAN-coördinaten van specifieke locaties. Ik heb me met name bezig gehouden met de te bezoeken locaties, soortenlijsten en een dagindeling. Marcel heeft de vliegtickets, de hotelreserveringen en de huur van het busje geregeld. Verder heeft hij de financiën geregeld voor de reis. Samen hebben we een introverslag voor onze reis gemaakt.
Dag 1: Vanaf het vliegveld in Podgorica reden we met een tussenstop naar hotel Danica in Petrovac
Dag 1: 29 april 2011 – reisdag naar Montenegro
Diana bracht ons ’s ochtends vroeg naar station Lombardijen. Kwart voor acht vertrok de trein naar station Rotterdam Centraal. We zouden nu de snelle trein Fyra, waar Marcel een dag eerder de kaartjes voor gekocht had, nemen. Maar helaas kreeg deze een vertraging van meer dan 25 minuten. We waren genoodzaakt de intercity naar Schiphol te nemen. Gelukkig reed deze wel behoorlijk door en konden we om half negen inchecken. Haijo, de enige echte Eeldenaar, was al vanaf half zeven op Schiphol aanwezig. Helaas stond hij in de verkeerde hal. Maar door een tussensprint kon hij snel bij ons aansluiten. Het viertal: Martin, Marcel, Ronald en Haijo was compleet. Om tien voor half elf, ruim een half uur te laat, steeg het vliegtuig op naar Boedapest. Een aantal van ons maakte zich grote zorgen dat we transfer niet zouden halen. Geland in Boedapest hadden we nog een half uur om het volgende vliegtuig: een Bombardier te halen. We haalden het gelukkig, mede omdat er geen bagagecontrole was. Het vliegtuig vertrok keurig op tijd: vijf over één naar Podgorica. Aangekomen op dit kleine vliegveld bleek dat we snel onze bagage konden ophalen. De bus werd bij Sixth gehuurd. Marcel en ik wisten beide niet de pincode van onze creditkaart. We moesten cash betalen. Gelukkig stond er een pinautomaat. De bus viel erg groot maar wel comfortabel uit. Het was een Renault Trafic. We zagen dat de bus al behoorlijk wat krasschade had opgelopen. Maar dit stond allemaal op het schadeformulier. We konden richting ons hotel in Petrovac vertrekken. Onderweg namen we een bergpas om de toltunnel te ontwijken. Een eerste stevige regenbui met hagelstenen diende zich aan. Gelukkig werd het al gauw droog. Vlak voor Petrovac zagen we een mooie puin- en vuilhelling. En met dat mooie bedoel ik goed voor de reptielen. Marcel hoorde wat ritselen in een bramenstruik. De eerste Scheltopusik liet zich kort bekijken. Eveneens werd een Oostelijke smaragdhagedis waargenomen. Op de helling met puin en afval tilde ik een plaat. Hier lag een donkere slang onder. Ik dacht aan een Balkantoornslang, maar twijfelde of het toch geen hagedisslang was. Ik had geen handschoenen paraat, waardoor ik het dier helaas liet ontsnappen. Toch vond ik na een tijdje keren van materiaal een tweede slang, eveneens een Balkantoornslang. Deze wist ik wel te vangen. Het dier wist zich een aantal keer in mijn vingers vast te bijten, waardoor ik wat kleine wondjes opliep. Uiteindelijk konden we alle vier de slang goed op de gevoelige plaat vast leggen. We waren de reis goed begonnen. Aangekomen in Petrovac konden we hotel Danica snel vinden. Het inchecken verliep vlot. We kregen een mooie parkeerplaats toegewezen. Marcel en ik hadden een tweepersoonskamer. Haijo en Ronald, beiden een eenpersoonskamer. Nadat we ons geïnstalleerd hadden, gingen we een eetgelegenheid zoeken. We zaten dichtbij de kust. Hier waren allerlei eettentjes aanwezig. We kozen voor het “Restoran Sutjeska”. Ik bestelde een steak. We aten hier redelijk voordelig. Na het diner gingen we gewapend met zaklampen op zoek naar nachtdieren. Dit deden we achter het hotel, waar een mooie bergpad liep. We vonden niet veel bijzonders: met name pissebedden, miljoenpoten en spinnen. Later op de avond in de ontvangsthal gaan klaverjassen. Haijo wilde het spel graag leren, omdat zijn vriendin Pia dit spel graag speelt. De eerste keer speelde Haijo met mij en probeerde ik hem tijdens het spel een beetje te helpen met de spelregels en de handigheidjes. Het bier dat we bestelden was lauw en dus niet lekker. Maar we kregen het rondje van het huis, dus we konden er wel mee leven. Voldaan konden we gaan slapen om uitgerust te zijn voor de eerste volle dag.
Dag 2: Een dag naar de oostkust tot op ada-eiland
Dag 2: 30 april 2011 – oostkust van Montenegro
Om 7 uur namen we plaats aan het ontbijt. Van tevoren hadden we te horen gekregen dat het ontbijt wat karig is in montenegro. Verrast waren we dan ook toen ons een stevig ontbijt met naar keuze allerlei soorten eigerechten aangeboden werd. Volgegeten, in ieder geval ikzelf, reden we oostwaarts. De dag was prachtig zonnig begonnen. Onderweg ontwaarde ik een doodgereden slang. Ronald, de chauffeur, stopte en ik ging even kijken welke soort het was. Het bleek een nieuwe soort voor Montenegro te zijn, namelijk een riemgespslang. Maar goed na deze misser hebben we even in de buurt van de stop rondgekeken. Wederom zag Marcel een slangachtig dier in een bramenstruik weg kronkelen. Ik kreeg het dier te zien en wist het te vangen. Het bleek een scheltopusik te zijn. Later in de reis gaf ik de scheltopusik het koosnaampje ‘scheltoplussik’. Nu konden we het dier prima fotograferen. We reden verder naar Ada-eiland. Hier stopten we net voor de brug. Een interessant zoekgebied grensde aan de stopplaats. Al snel vond ik muurhagedis en een karsthagedis. Deze werd door mij gevangen. Tijdens het filmen en fotograferen daarvan, tilde ik een stuk plastic of iets dergelijks. Hier lag een ringslang onder. De slang was behoorlijk donker en van de ondersoort natrix. Even later vond Haijo ook een ringslang. Deze was van de ondersoort persa. Marcel vond onder een steen een Scarites-soort (loopkever). Op de kale vochtige en zoute grond werden door marcel de eerste Cicindela’s (zandloopkevers) van de vakantie ontdekt. Het ging om de soort Calomera littoralis nemoralis. We vervolgden de reis naar Ada-eiland. Vlak voor de ingang van een oud autokamp parkeerden we onze bus. Al snel werden de eerste Europese moerasschildpadden gezien. Ik ging samen met Ronald en Marcel verder het gebied in. Haijo bleef met name in de buurt van de bus speuren naar een prachtige fotoshot. Marcel zag een zandadder wegschieten. Het enige wat ik toen zag was een bruine flits. Op het terrein van het autokamp lag veel rommel en puin (zoals asbestplaten) om te tillen. Zowel muurhagedis als karsthagedis waren hier zeer algemeen. Onder platen vonden we verschillende Griekse hazelwormen. Zelfs een jong, prachtig getekend en gekleurd, dier werd onder plastic gevonden. Er werd ook nog een Griekse landschildpad gevonden. We kregen trek en gingen ontbijten. Inmiddels stopte een busje met 3 Duitse reptielenzoekers. Eén van hen sprak ons gelijk aan en we wisselden informatie uit. De in de reptielenwereld bekende Benny Trapp hoorde ook bij het groepje. Ik herkende hem bijna niet. Ten opzichte van de Peloponnesosreis van 2005, waar ik hem bij de locatie voor de Afrikaanse kameleon ontmoet had, was hij in mijn perceptie behoorlijk veranderd. Zij hadden net als wij nog geen Kaspische toornslang gevonden. Wel hadden ze in tegenstelling tot ons een vierstreepslang gevonden. Deze staat al lange tijd op mijn verlanglijst. Wij besloten verder te trekken. Ronald had onderweg nog een interessante afslag gezien. Op de brug werd nog een stop gemaakt voor een foto. De zijweg werd gevonden en we stopten bij een vuilnisbelt. Tussen de kikkers ontdekten we met zekerheid de Albanese kikker. Marcel vond zijn eerste Carabus, waarschijnlijk een ondersoort van de gekorrelde schalebijter (Carabus granulatus). Een dobbelsteenslang schoot tussen het vuil weg. Even later kon ik er toch één vangen, die ik onder een plaatje ving. Verder ontdekte Marcel nog een gigantisch grote pad van de ondersoort spinosus. Ronald liep achter twee copulerende Griekse landschildpadden aan. Vervolgens gingen we naar de volgende locatie. Onderweg zagen we een roodkopklauwier. We konden de vogel goed fotograferen. Opvallend was dat we ingesloten werden door 2 Albanese wagens, allebei met man en vrouw er in. Ze begonnen ons vragen te stellen. Vreemd, we waren toch in Montenegro en nog niet eens aan de grens met Albanië. Toen ze hoorden dat we buitenlanders waren en alleen een vogel fotografeerden gingen ze weer verder. Onze volgende locatie was niet de locatie waar we naar zochten. Na een paar dwalingen kwamen we op een interessant ogend stukje uit. Veel meer dan een aantal scheltoplussiken leverde de stop niet op. Ik werd nog weggestuurd van een terrein. Blijkbaar was het particulier terrein. Inmiddels begon het behoorlijk bewolkt te raken. Het was nu zaak om zo snel mogelijk naar het strand van Velika Plaza te gaan om te kijken of we daar nog bijzondere zandloopkevers konden vinden. De zon liet inmiddels verstek gaan. Toch werden er zandloopkevers gevonden. Helaas waren het dezelfde als we eerder op de dag gevonden hadden: Calomera littoralis nemoralis. Ik vond onder hout een paartje karsthagedis en een lederloopkever (Carabus coriaceus). In een vrij groot aantal werd de zwartlijf Erodius orientalis gevonden. Deze stond ook in een door ons gedownload artikel over dit gebied. Marcel vond een mooie groene pad, die we bevochtigden om het dier nog mooier te maken. Langs de kust heb ik wat schelpjes verzameld.
Ronald en Haijo waren wat meer in de buurt van de auto gebleven. Toen Marcel en ik teruggingen wachtte ons een verrassing: Ronald had een grote Kaspische toornslang gevangen. Hij had hem onder een stuk zeil vandaan. De slang zat in de bus in een dichtgemaakte plastic zak van Marcel. We liepen met de slang terug naar zijn schuilplek om hem daar te fotograferen. Ik zocht mijn speciale slangenhandschoenen, maar kon er tot mijn grote schrik maar één vinden, namelijk de rechter. We hebben met zijn allen op deze locatie en in de auto gezocht, maar de handschoen was spoorloos. Uiteindelijk heb ik me er maar bij neergelegd en maakten we een fotoshoot van de gevangen slang. Deze was zeer geïrriteerd, ook wel begrijpelijk en erg bijterig. Ik probeerde het dier uit te putten met mijn overgebleven handschoen. De slang bleek echter over een onuitputtelijke energievoorraad te beschikken. Na verloop van tijd had iedereen toch wel behoorlijke foto’s gemaakt, waarbij elke keer één van ons de slang bij zijn staart vast had. We namen vol respect afscheid van de onvermoeibare Kaspische toornslang. Er viel af en toe wat lichte neerslag toen we wegreden. We besloten om de vorige locatie nog een keer aan te doen, om te kijken of ik daar mijn handschoen had laten liggen. Helaas was daar de handschoen niet te vinden. Inmiddels maakten we contact met de eigenaar van het particulier terrein. Ronald was het gelukt om hem vriendelijk te maken. Wel ging hij gelijk zijn terrein beter afperken door stekeltakken te knippen om als afrastering te dienen. De terugreis, waarbij het inmiddels wat harder begon te regenen, viel qua vermoeidheid tegen. Blij waren we dat we terug bij ons hotel waren. Inmiddels had iedereen een behoorlijke trek gekregen. Om (pas) half acht deden we hetzelfde restaurant van de vorige dag aan. Ik bestelde nu een mixed grill schotel van 500 gram. Deze ging zonder moeite naar binnen. Iedereen liet zich het eten en drinken (voor een groot deel van ons bier) wel smaken.
De vooruitzichten voor de volgende dag waren niet best. Marcel hield dat nauwkeurig op het internet bij. Volgens de verwachting bleef het de hele dag regenen.
Dag 3: Verregende dag, naar Kotor
Dag 3: 1 mei 2011 – westkust van Montenegro
De hele nacht was de regen met bakken uit de hemel gekomen. Tijdens het ontbijt, een uurtje later dan de vorige dag, zag het weer er redelijk uit. Het was nagenoeg droog en het leek in de verte wat lichter te worden. We vertrokken vol goede moed richting Kotor om te kijken of we de ruïnehagedis op de oude stadsmuren konden vinden. Onderweg zagen we het bekende plaatsje Sveti Stefan dat via een dam verbonden is met het vasteland. Net na dit plaatsje begon het te regenen. Wat wij dachten dat mist was bleek zware regenval te zijn. Het rijden met deze omstandigheden bleek geen pretje te zijn. We bereikten het stadje Kotor. Maar er lag geen droog moment, laat staan een zonnetje, in het verschiet. We parkeerden voor een overdekt winkelcentrum. Hier namen we een bak koffie. Haijo en ik besloten een paraplu te kopen. Het afzoeken van de stadsmuren had geen zin, daarom besloten we naar de oude zoutpannen nabij het plaatsje Tivat te rijden. We verkenden een ontoegankelijk gemaakte weg, die dwars door de zoutpannen liep. Een wouwaap klauterde in een boom omhoog alvorens weg te vliegen. Dit was een leuke waarneming. Het bleef gieten. Ik ging als enige en natuurlijk met de nieuwe paraplu op verkenning. Ik vond een dampad en kon een groot stuk het gebied inlopen. Veel ralreigers en kleine zilverreigers waren aanwezig. Verder hoorde ik een graszanger. Voor mij uit vlogen verschillende paapjes. Een overvliegende en jagende vrouwtje bruine kiekendief kon ik digitaal vastleggen. We vingen de terugtocht aan. Bij het plaatsje Sveti Stefan werd het weer droger. Bij het hotel aangekomen was het nagenoeg droog. We besloten om een wandeling vanaf het hotel naar boven te maken. De wandeling begon droog. Het stenen keren leverde nauwelijks dieren op. We weken al gauw af van het pad en kwamen op een smal wandelpad door het bos uit. Ook hier werd weinig onder de rotsen gevonden. Het enige interessante dier was de duizendpoot: Scutigera coleoptrata. Geen enkele kever, amfibie of reptiel werd gevonden. Het pad eindigde op de ‘grote’ kustweg, die van west naar oost loopt. We gingen terug naar het hotel. Inmiddels was het weer gaan regenen. En voor we beneden waren, waren we bijna geheel doorweekt. Het werd met betrekking tot de herpetofauna een nuldag. En dat was een vieze tegenvaller. Met name omdat over twee dagen weer zo’n regendag verwacht werd. We gingen ’s avonds naar ons restaurant. Ik bestelde nu gegrilde crawfish. Ze smaakten mij prima. Later op de avond hebben we op onze kamer geklaverjast.
Dag 4: Omgeving Virpazar aan het skadarmeer
Dag 4: 2 mei 2011 – zuidkant van Virpazar en het Skadarmeer
Marcel bracht ons ’s ochtends slecht nieuws. De weersvooruitzichten waren voor de volgende twee dagen ronduit slecht met veel regen. Ook tijdens ons geplande reis naar de bergen zag het er niet super uit: lage temperaturen, maar gelukkig wel zon. Maar goed we hadden in ieder geval een mooie dag voor ons. We ontbeten weer om zeven uur om op tijd te kunnen vertrekken. Onze bestemming voor deze dag was de omgeving van Virpazar aan het Skadarmeer. We namen de bergweg naar Virpazar. We stopten op een punt waar we een mooi uitzicht hadden op de optrekkende nevel nabij Petrovac. Aan de kant van de weg lag een scheltopusik te zonnen. De aflag naar virpazar was een kleine afslag die we voorbijreden, voordat we hem zagen. Het plaatsje lag direct aan het Skadarmeer. Er kon een mooie fotoreportage van een zonnebadende dwergaalscholver gemaakt worden. Het was wel even oriënteren in het plaatsje om de juiste weg naar de veelbelovende plek van de herpetologische groep uit België te vinden. De bus was toch wel erg breed voor de smalle weggetjes. Uiteindelijk kozen we voor de meest westelijk gelegen weg. Deze leidde ons door kleine nederzetting met behoorlijk geschikte tuinen. We zagen niet direct openbare weggetjes het gebied inlopen. We reden verder en kwamen, na door een stukje bos gereden te hebben, op een open plek nabij het treinspoor. De plek zag er veelbelovend uit. Al gauw vonden we verschillende zonnende scheltoplusiken. Ik vond een mannetje van de Griekse vuurvlinder, een zeer lokale soort. Toen we onder het treinviaduct doorliepen kwamen we op een nog mooier landschap uit. Een zeer open graslandschap met veel struiken langs de rand. Inmiddels was de temperatuur aardig hoog opgelopen en was het naar mijn inziens te warm voor slangen. Ze werden ook niet gevonden. Wel werden verschillende Griekse hazelwormen, eentje met blauwe stippen, onder oude platen van een kapot boven de grond gelegen betonnen irrigatiekanaal. Tevens werden in een beekje twee Europese moerasschildpadden gezien. Er vloog een vrouwtje van de Griekse vuurvlinder rond. De zuidelijke pijpbloemvlinder was hier algemeen. Er stonden ook overal pijpbloemen. Een volgende stop was bij wat vervallen gebouwen aan een opgaande weg langs de spoorweg. Hier werd door Ronald een gekko (Europese tjitjak) gezien. Wij vonden daar een prachtig paartje karsthagedis, die zich prima liet fotograferen. We reden verder en kwamen bij een mooi uitzicht op een beekje. Deze stop leverde weer Europese moerasschildpadden en scheltopusiken op. Op de weg werd een platgereden boomkikker gevonden. Verder vlogen er overwinterde rouwmantels rond. Ze waren al aardig gebleekt en afgevlogen. Het lukte mij om een prachtig exemplaar van de Blauwe weerschijnvlinder subliem te fotograferen. Verder zagen we nog een koningspage en een hop. We gingen weer verder en zochten een plekje om nog wat te eten. Ik liep een paadje af en zag het laatste deel van een Slanke toornslang onder een groot rotsblok verdwijnen. Ik wachtte tevergeefs op de terugkeer van de slang. Wel vond ik daar een mooie blauwe boktor.
We twijfelden, met name om het geringe aantal slangen, of we wel in de door de Belgen geprezen gebied bevonden. We probeerden de twee andere afslagen vanuit Virpazar. De eerste weg was weer erg smal en lastig te rijden met de grote bus. We kwamen in het plaatsje Godinje aan. We parkeerden hier en liepen het pad af naar het Skadarmeer. Al gauw zag ik een hagedisslang wegglippen. Verder vond ik een ringslang onder een stuk plastic. Op en rond het pad schoten verschillende hagedissen, zoals reuzensmaragdhagedis weg. Er werd nog minimaal één ringslang gezien. De lucht begon te betrekken en het werd beduidend frisser. We besloten nog een stukje van de andere weg in te rijden. Behalve een Ophryssoort vonden we hier niet veel bijzonders. We keerden snel terug. Langs de bergweg naar Petrovac zagen we een aantal veelbelovende dorpjes liggen. Alleen scheen de zon er niet op. Dus dat was misschien iets voor later. Een tweede stop op de vuil- en puinstort van onze eerste dag leverde helaas helemaal niets op. Nog redelijk bijtijds kwamen we bij ons hotel aan. Bij controle van het Belgisch reisverslag bleek dat we toch in het goede gebied gezocht hadden. Voor de hagedissen hebben we mogelijk te veel naar de grond gekeken en omdat het overal zo nat was, de aarde was doordrenkt, bleven de slangen op die plek weg. We gingen op zoek naar een pizzeria, omdat we de vorige dag behoorlijk prijzig, door met name de verse vis, hadden gegeten. We vonden een pizzeria. De keuze aan pizza’s was beperkt. De smaak daarentegen, ik had een pizza met tonijn, was voortreffelijk. Het goede nieuws voor de komende dagen was dat de vooruitzichten voor het weer waren bijgesteld en dat we nu maar één dag regen in het vooruitzicht hadden. Het bleef ’s avonds lang droog en het leek zelfs iets op te klaren. Goed gevuld liepen we terug naar het hotel en sloten de avond af met een potje klaverjassen op onze kamer. In het begin van de nacht begon het te regenen.
Dag 5: Regenachtige dag, laat in de middag naar de kuststrook van Buljarica
Dag 5: 3 mei 2011 – Buljarica wetlands
De regen viel met bakken uit de hemel toen we om acht uur gingen ontbijten. Na het ontbijt gingen we bewapend met een paraplu, behalve Marcel die had geen paraplu naar de boulevard om een paar souvenirs te kopen. De keus was behoorlijk beperkt. Eierdopjes, die Bhartie spaart, hadden ze helaas niet. Toch heb ik voor Bhartie en Roshan wat kleinigheidjes gekocht. Daarna gingen we naar de pizzeria om daar koffie te drinken. Een tweede bakje werd ook nog genuttigd. Het bleef stevig doorregenen. We konden daar niet urenlang blijven zitten. We gingen terug naar het hotel om daar ieders eigen ding te doen. Voor mij betekende dat beeldpuzzels maken. Tussen de middag zijn Ronald en Haijo boodschappen gaan doen voor de lunch. Deze hebben we op onze kamer genuttigd. Langzaam zag het er naar uit dat het droger werd. Net over drieën, het was nagenoeg droog gingen we het pad bij ons hotel omhoog. Ik vond een mooie roomvlekvlinder. Na een tunnel hield het pad er ineens mee op. Nu bleek dat in de tunnel een zijtunnel was, die het pad verder voerde. Zonder zaklamp was het niet verantwoord om daar te lopen. We besloten deze route later te volgen, als we nog de kans kregen. Ik stelde voor, omdat het nog steeds droog was, naar de kusstrook van Buljarica te gaan en daar het één en ander te gaan keren, zodat we toch nog wat op deze dag zouden vinden. Het voorstel werd voltallig aangenomen. Om vier vertrokken we met de bus naar Buljarica. In een klein kwartiert kwamen we op de bestemming aan. De eerste verzameling van stenen leverde niets op. Het was veel te vochtig onder de stenen. Maar de aanhouder wint. Ik keerde een stuk dakzeil met daaraan nog balken en vond een Europese tjitjak. Het was een groot en mooi getekend exemplaar. Marcel vond daar vlakbij een kleine watersalamander. In de wetlands lieten de kikkers (Albanese en grote groene) zich goed horen. We vonden ook nog gewone pad, meer van Nederlandse grootte. Er zat een paartje roodkopklauwier en verschillende paapjes. Deze lieten zich goed fotograferen. Een jagend vrouwtje grauwe kiekendief was een leuke waarneming. Verder waren de kleine zilverreiger en ralreiger present. Vlak voordat we auto instapten om naar het hotel terug te keren ging een grauwe gors mooi zitten. Marcel greep zijn kans en zette het dier op de foto. Ik had inmiddels behoorlijk trek gekregen. We gingen terug naar ons restaurant. Ik bestelde weer mixed grill van 500 gram. Die ging er zonder problemen in. De avond werd weer afgesloten met een potje klaverjassen.
Dag 6: Eerst naar de Dupila vallei, daarna opnieuw naar het gebied in de omgeving van Virpazar
Dag 6: 4 mei 2011 – Dupila vallei en ten zuiden van Virpazar
De dag zag er veelbelovend uit, de zon scheen. Na het ontbijt gingen we naar de omgeving van Virpazar. Onderweg begon de lucht toch weer te betrekken. De weg door de Dupilavallei was weer erg smal. We zijn doorgereden totdat we naar ons inziens een leuke plek met verspreid staande bebouwing en stenen muurtjes hadden gevonden waar we onder andere kans maakten op de luipaardslang. Inmiddels was de zon nagenoeg helemaal verdwenen achter de bewolking. Marcel had als eerste succes met onze nieuwe zoektechniek. Hij ontdekte de eerste interessant ogende hagedis vrij hoog op een rots. Het dier was weggeschoten in een rotsspleet. We gingen verder met zoeken om ietsje later terug te komen. Teruggekomen bij de plek liet het dier zich behoorlijk zien. Het bleek een mannetje van de Dalmatische kielhagedis te zijn, een nieuwe soort voor ons allemaal. We hebben aardig wat tijd doorgebracht om dit schuwe dier te kunnen fotograferen. Op een gegeven ogenblik kwam de zon een beetje door de wolken heen. Niet ver van deze plek vond Ronald een tweede Dalmatische kielhagedis. We zochten verder en vonden een groot aantal scheltoplusiken, die zich aan het opwarmen waren. Mijn conclusie was dat deze dieren niet bejaagd konden worden. Later bleek via onze ober van het restaurant in Petrovac dat ze dit dier prijzen, omdat het volgens hen ‘andere’ slangen zou verorberen, waarmee mijn conclusie werd bevestigd. Verder vonden we in Dupilavallei nog een aantal bijzondere prachtkevers en ook twee kleuren (geel en roze) bremraap vlak bij elkaar. Vanuit de Dupilavallei vervolgden we onze weg om het gebied ten zuidwesten hiervan opnieuw met een bezoek te vereren. Een stop bij wat verspreid staande bebouwing leverde voor mij en Haijo verscheidene Albanese poelkikkers en een jagende ringslang op. Ronald en Marcel bleven in de bus en raakten aan de praat met een local. De tweede stop in dit gebied was op een eerder bezochte plek rond de spooronderdoorgang. Bij de spooronderdoorgang werd een derde Dalmatische kielhagedis gevonden. Ik ontdekte een al ineenzakkende traliestinkzwam. Dit was een nieuwe soort voor mij in Europa. Het noordelijk deel van het gebied naast een Griekse hazelworm niet veel bijzonders op. Ik liep terug naar de bus toen Haijo in het zuidelijk deel een mooie ontdekking deed. Hij stuitte op een jagende vierstreepslang. Helaas slaagde hij er niet in om het dier op te houden. Het verdween onder een bramenstruik, zodat de rest van ons de slang miste. We zagen een stuk verder het weiland waar nog meer en grotere betonplaten van het irrigatiekanaal op de grond lagen en waar struiken omheen stonden. Een ideale plaats voor slangen. Ronald zag een hagedisslang wegschieten. Ik tilde een plaat en vond hieronder een hagedisslang. Ik probeerde hem te vangen, maar omdat ik het dier nog niet goed vast had, moest ik, omdat ik geen handschoenen aan had, laten gaan. Daar baalde ik behoorlijk van. Marcel ging een handschoenen halen en gelukkig trof ik een stuk verderop in het veld wederom een hagedisslang onder een plaat aan. Deze kreeg ik wel gevangen. We legden een steen op zijn staart en konden beginnen aan een mooie fotoreportage. Net als vorig jaar had de hagedisslang het op Ronald voorzien. Bliksemsnel sloeg het dier toe en bezorgde Ronald een beet in zijn vinger. Gelukkig had de slang geen tijd gehad om gif in de wond te kauwen. De energieke slang werd netjes vrijgelaten. Vervolgens bezochten we dezelfde stops als de eerste keer in dit gebied. Er werd niets nieuws meer gevonden. Marcel en ik beklommen een behoorlijke karsthelling. Het gesteente is zeer scherp en leverde mij in ieder geval wat schaafwonden op. Een laatste stop werd bij een vervallen veehouderijbolwerk, een soort kolchoz, gemaakt. Een op een bruine kikker lijkende springkikker werd door mij gespot. We gingen snel terug naar het hotel en maakten ons op voor het laatste bezoek aan restaurant Sutjeska. We namen met zijn vieren het zelfde gerecht, namelijk gegrilde octopus. Deze was door een aantal al eerder geproefd en als zeer goed ervaren. Het smaakte mij inderdaad prima. Tegen de weersverwachting in begon het te plenzen. We namen afscheid van het restaurant en deden snel onze laatste souvenirinkopen. Ik rende in de stromende regen naar het hotel en ben alvast begonnen om mijn natte spullen droog te föhnen. We sloten de avond af met een potje klaverjassen.
Dag 7: Op weg naar tweede uitvalsbasis Kolasin, we maakten een tussenstop bij de Trmanje vallei
Dag 7: 5 mei 2011 – reis naar Kolasin – tussenstop Trmanje vallei
We waren weer vroeg bij het ontbijt aanwezig. We pakten al onze bagage bij elkaar en ruimden de bus in. De laatste betaling voor het hotel werd gedaan. De toeristenbelasting was namelijk nog niet voldaan. Voor negen uur vetrokken we naar onze volgende bestemming: het hotel Cile in Kolasin. Op de bergrug hebben we nog paar mooie uitzichtplaatjes van de kuststrook nabij Buljarica gemaakt. Het was half tot geheel bewolkt met een stevige wind en de temperatuur liet ook te wensen over. In Podgarica werden we staande gehouden door de politie. Ronald was vergeten het licht aan te zetten en dat is verplicht in Montenegro. We moesten 30 euro betalen en dit overmaken op het postkantoor. We wisten niet waar het postkantoor in Podgarica was. De politieman gaf ons onze papieren terug. Nu was niet helemaal duidelijk of we mochten gaan of niet. Uiteindelijk was de politieman een straat verderop gegaan. We besloten verder te gaan en maar af te wachten hoe het zou aflopen. Even na Podgorica gaf Ronald, omdat hij zich moe voelde, het stuur over aan Haijo. Het was voor hem de eerste keer dat hij in de bergen een voertuig bestuurde. We naderden de vallei waar Jeroen Speijbroeck en metgezellen zo succesvol was geweest met de berghagedissen. We konden de afslag niet zo goed vinden. We zagen een mooi pad naar links en dachten dat hier de vallei moest zijn. Een bordje gaf aan dat de weg richting Trmanje leidde. Snel hadden we een mooi plekje gevonden om de auto te parkeren. Dichtbij de auto ontdekte Ronald een prachtige blauwgrijze zandadder. Door alle commotie verdween de slang helaas te snel. Mooie foto’s konden niet gemaakt worden. We gingen verder de omgeving verkennen. Marcel en ik bleven bij elkaar en Ronald en Haijo gingen gezamenlijk een andere kant op. Behoorlijk wat oostelijke smaragdhagedissen lieten zich goed zien, zelf één die behoorlijk wat weg had van een vrouwtje zandhagedis, Zandhagedis komt alleen niet in dit gebied voor. We kwamen weer langs de zandadderplek. Nu lag het dier prachtig te zonnen. Ik kon er echt waanzinnig mooie foto’s van maken. Een klein stukje daar vanaf lag nog een zandadder, nu een bruine. Zowel Marcel als ik konden de slang goed op de gevoelige plaat vast leggen. Wij namen een kleine weg naar boven vlak bij de afslag. Hier vonden we oostelijke smaragdhagedis, muurhagedis en Dalmatische kielhagedis. Bovenop zat een rustende kolibriepijlstaart. Terwijl ik deze fotografeerde was er ook één aan het jagen. Terug bij de bus gekomen bleken Haijo en Ronald ook behoorlijk succesvol te zijn geweest. Verschillende zandadders waren door hun waargenomen. Alleen was het niet gelukt om ze (mooi) op de foto te zetten. We besloten de lunch hier te nuttigen. Op het pad lag een dode schorpioen van het geslacht Euscorpius. Tijdens de lunch zagen we nog een zandadder en was een Dalmatische kielhagedis goed te fotograferen. Verder werd in de nabijheid van de bus door mij een dobbelsteenslang en een ringslang gevonden. Nabij de eerste zandadderplek was ook een Griekse hazelworm actief. De locatie was in ieder geval geweldig. We gingen nog een stukje meer omhoog om de boel voor een volgende bezoek te verkennen. We kwamen bij een prachtige rostwand. Helaas scheen er geen zon meer op, maar het zou een mooie plek kunnen zijn voor de spitskophagedis. Haijo vond langs de kant nog wel verschillende Dalmatische kielhagedissen. We gingen terug en op zoek naar het hotel in Kolasin. In Kolasin aangekomen vonden we al gauw het hotel Cile. We werden verwelkomd door een aardige receptionist. We checkten in en brachten onze bagage op de voor ons bestemde kamers. Onze tweepersoonskamer viel wat tegen ten opzichte van het eerdere hotel. Hij was een stuk kleiner en had veel minder luxe. Marcel en ik gingen op pad om een goede plek te zoeken voor het plaatsen van valbekertjes. Uiteindelijk konden we er op een behoorlijk afstand van het hotel een aantal plaatsen. En nou maar hopen dat ze wat opleveren. We lieten ons voor het avondeten adviseren door de receptionist. Hij raadde ons het restaurant Konoba aan het wees ons de weg. Na er bijna twee keer langsgelopen te zijn wees ik de rest op het van de buitenkant onooglijke restaurant. Het leek van buiten dicht. Maar we werden al gauw binnen geroepen. We namen na de soep, die lekker was, gestoofde lam als hoofdmaaltijd. Deze was zo ver doorgestoofd dat ie ons behoorlijk tegenviel. Voor de volgende dag stond in ieder geval een ander restaurant op het programma. ’s Avonds mochten we in de eetzaal om te klaverjassen. Hier dronken we ook onze bak koffie en namen we later een biertje. Daarna gingen we vol goede hoop voor de komende dagen slapen.
Dag 8: We gingen naar het meertje Bukumirsko jezero om te zoeken naar de Montenegrijnse endeem de Prokleteij berghagedis (Dinarolacerta montenegrina)
Dag 8: 6 mei 2011 – Bukumirsko jezero
Onze eerste ontbijt op deze locatie, om acht uur ’s ochtends, was erg goed. Na het ontbijt vertrokken we met Haijo als chauffeur naar de locatie waar een endemische soort hagedis voorkomt van Montenegro. We hadden wat problemen om de goede weg vanuit Kolasin te nemen. Maar met hulp van de gps en de luchtfoto’s van Marcel kwamen we er toch uit. Daarna was het een piece of cake om de goede afslag naar het gebied te vinden. Het weggetje werd al gauw weer erg smal en vertoonde ook her en der erg slechte stukken. Het duurde en duurde maar. Haijo, geen ervaren bergchauffeur, was op een gegeven moment helemaal op en had behoorlijke rugpijn van het in een gespannen houding zitten achter het stuur. Inmiddels waren we wel al gevorderd tot enige sneeuwplekken, maar wat het meertje: Bukumirsko jezero nog niet in zicht. Zowel Haijo als Ronald wilden niet verder. Marcel en ik besloten te voet verder te gaan en de boel te verkennen. We hadden via de kaart en luchtfoto’s al een aardig beeld van waar we naar toe moesten. Wij gingen op weg en zagen gedurende de tocht dat de weg best goed berijdbaar was. Het netwerk van de telefoon was niet geweldig, zodat we de route niet goed aan de achterblijvers door konden geven. Onder een steen tegen de sneeuw ontdekte ik een Euscorpius (schorpioen). Opvallend was de aanwezigheid op de kale stukken grond van de zandloopkever Cicindela sylvicola. In het voorgaande reisverslag stond vermeld dat we de endemische berghagedis: Dinarolacerta montenegrina konden vinden langs het onverharde pad dat naar het meertje leidde. Het eerste stuk was nog verhard, dus zochten we daar niet. We vonden wel delen karstgesteente, maar de hagedissen waren daarop nauwelijks te zien. Degene die we wel zagen waren muurhagedissen. We hebben er toch wel een tijdje gezocht. Bij een kleine plas rond het meertje vonden we, Marcel zag de eerste, een aantal alpenwatersalamanders. Ik ving er één, zodat we makkelijker foto’s konden maken. Verder zagen we een paddensnoer. Op de hellingen groeiden prachtige planten. Eiegenlijk hadden we het opgegeven. We vingen de terugweg aan, maar bleven wel om ons heen kijken. Marcel zag tot een paar keer toe een hagedis wegschieten. Het ging allemaal om muurhagedissen. Bij één twijfelde ik zo erg dat ik bijna zeker was dat het de endeem was. Het lukte ons om dit diertje te fotograferen. Marcel maakte mij nog erg jaloers door een stuk hout te keren, waaronder de mooie Carabus intricatus lag. Ik bleef daarna keren, maar vond niets bijzonders. We kwamen bij een prachtige karstwand aan, die aan een verharde weg lag. Ik zag een muurhagedis op geringe hoogte wegschieten. Op dat moment zag Marcel een hagedis op grotere hoogte zitten. Ik richtte mijn verrekijker daarop en tot mijn verbazing stond ik oog in oog met een echte Dinarolacerta montenegrina! Die andere was toch een gewone muurhagedis. Marcel en ik namen de tijd om van dit dier mooie foto’s te maken. We ontdekten er verderop nog een paar mee. Marcel probeerde hierna Ronald en Haijo via de telefoon in te seinen en dat lukte. Nadat ze het busje op een goede plaats hadden neergezet konden zij hun hart ook nog ophalen aan de bijzondere soort. Ik vond daar een nieuwe boktor voor mij, een Dorcadionsoort. Na later het verslag van de Belgische groep ingekeken te hebben was dit precies de plek waar zij in 2008 ook deze soort hadden aangetroffen. Alleen was toe de weg nog onverhard. Zo zie je maar weer, dat je niet blind moet afgaan op elke aanwijzing. Toch voldaan, zeker Marcel en ik, gingen we terug richting het hotel. De terugreis ging een stuk makkelijker. Op de terugweg zagen we langs de weg een plek met veel dood hout. We stopten hier even om het een en ander te keren. Al gauw stond er bovenaan de helling een oude vrouw te krijsen. Aangezien ik haar toch niet kon verstaan ging ik nog even door met keren. Marcel daarentegen, voor hem stopten we eigenlijk, schoot als een bang hondje in de bus. Mogelijk verwachtte hij dat het oude vrouwtje met een jachtgeweer achter hem aan zou gaan. Dit tot hilariteit van met name mij en Hajo. Bij het hotel aangekomen checkten marcel en ik de valletjes. We vonden er geen loopkevers en lieten de valletjes verder met rust. ’s Avonds zochten we een ander restaurant. Restaurant Planinar werd gevonden. Marcel en ik hadden honger en bestelden elk twee schnitzels. We moesten wel even wachten voor we geholpen werden, maar daarna verliep de bediening erg snel. Het eten was prima en erg goedkoop. ’s Avonds werd in de eetzaal koffie en bier gedronken en geklaverjast.
Dag 9: Naar het nationaal park Biogradska Ngora om in de hoger gelegen delen te gaan zoeken naar de weideadder (Vipera ursini) en de ondersoort bosniensis van de adder (Vipera berus)
Dag 9: 7 mei 2011 – Biogradska Ngora
Het ontbijt was wederom goed. Na het ontbijt reden we met Ronald als chauffeur naar Biogradska jezero in het nationaal park Biogradska Ngora. Bij het meer aangekomen werden we direct voorgelicht door een allervriendelijkste parkwachter. De parkwachter adviseerde over de verschillende mogelijkheden. Haijo had last van zijn rug en zag het niet zitten om de berg op te lopen. Ronald verkoos om Haijo gezelschap te houden. Voor Marcel en ik stond een stevige klimwandeling in het vooruitzicht. We schaften een kaart aan voor 3 euro om ons beter te kunnen oriënteren. Marcel en ik gingen bergop en lieten onze kameraden bij het meer achter. Het beginpunt van de wandeling lag op 1120 meter. Al gauw stegen we flink. We keerden wat blokken hout, maar vonden niets interessants. Marcel zag op een gegeven ogenblik een zich ontluikende nachtvinder. Het bleek een overdag vliegende vlinder genaamd de tauvlinder te zijn. De vleugels waren nog niet goed opgepompt. Ik zette de vlinder op een boom zodat de vlinder alle rust had om zich vliegklaar te maken. We vervolgden onze weg. Een stuk verderop zagen we op een takkenbos de eerste levendbarende hagedissen van de vakantie. We stegen verder. Bij een weilandje zagen we twee soorten zandloopkevers, Cicindela campestris en sylvicola. Op het kale wandje van sylvicola zagen we verscheidende mooi gekleurde muurhagedissen, Even dachten we dat het weer zo’n berghagedis was. Uiteindelijk kwamen we bij de eerste dwergjeneverbesstruikjes tegen. Maar aangezien het de hele dag al zonnig was schatte ik de kans dat we de addersoorten Vipera berus bosniensis (adder) en Vipera ursini macrops (weideadder) zonnend zouden aantreffen erg klein. Er liep een klein beekje. Hier zag ik kikkerdril liggen. Ik tilde een plaat, die half in het water lag. Hier zaten drie grote bruine kikkers onder. Ik slaagde er in twee met één hand te vangen. Ze werden op de foto gezet. Een geelgors liet zich heel dicht benaderen, wat mooie foto’s opleverde. We stegen nog verder tot zo’n 1710 meter. Hier lag nog vrij veel sneeuw. Op een sneeuwdek overstekende levendbarende hagedis na was er niets te bekennen. Wij bleven nog een tijdje doorzoeken, maar tevergeefs. We moesten de terugreis aanvatten. Onderweg besloten we de weide af te snijden. We zagen een kleine poel liggen en beiden dachten we dat is goed voor geelbuikvuurpad. En jawel hoor, we vonden hier vier geelbuikvuurpadden en alpenwatersalamander. Zij gingen op de foto. Maar ons geluk was nog niet op. Vlak bij de plek waar Marcel op de heenweg een hagedis zag wegschieten, vond ik op een boomstam een prachtig mannetje van de zandhagedis. Het dier liet zich fantastisch fotograferen. De grootste klapper was een specht, die zich even in een boom liet bewonderen. Helaas kreeg ik de vogel met mijn camera niet op tijd in beeld. Na bestudering van het vogelboek bleek het om de zeldzame witrugspecht te gaan. De terugweg was vervelender dan de klim omdat door de daling mijn tenen tegen de schoen drukten en dat was vrij pijnlijk. Opgelucht kwamen we na een urenlange wandeling beneden bij het meer aan. Al snel vonden we Haijo en Ronald. Zij hadden een wandeling rond het meer gemaakt en verscheidene mooie kevers gezien en gefotografeerd. Helaas waren ze er niet in geslaagd ze te vangen. Verder hadden ze vrij veel dode padden gevonden. De muurhagedis was daar algemeen. Eerst nuttigden we een biertje in het restaurant van het park. Marcel en ik maakten nog een rondje om het meer heen om te kijken of we ook nog wat kevers zouden treffen. Helaas werd dat niets. Ronald ontdekte op de parkeerplaats een platgereden vuursalamander. Na een kaart gekocht te hebben voor Tamara, kamergenote van Ronald en mij, gingen we terug naar het hotel. Het goedkope restaurant werd weer gezocht. Ik liet mij de forel (twee kleintjes) goed smaken. We dachten bij ons hotel nog even koffie te drinken en te klaverjassen. Helaas kon dat niet omdat de zaal gereserveerd was voor een jeugdavond. Het bleef door de aanwezigheid van deze jonge mensen lang onrustig. Gelukkig was ik behoorlijk uitgeteld en kon ik toch al vrij snel de slaap vatten.
Dag 10: Nog een keer naar Trmanje vallei om te zoeken naar de spitskophagedis (Dalamatolacerta oxycephala)
Dag 10: 8 mei 2011 – Trmanje-vallei
Het viel mee, we hadden allemaal toch nog redelijk kunnen slapen. Het viel mij bij het ontbijt op dat ik mijn sapje miste. We gingen op weg naar de vallei waar we Dinarolacerta mosorensis zouden kunnen vinden. Een toegang naar de vallei konden we weer niet vinden. Uiteindelijk sloegen we de bergweg naar Trmanje weer in. Een eerste stop werd gemaakt bij onze zandadderplek. Het was zonnig, de temperatuur was inmiddels aardig opgelopen. Er lagen geen zandadders te zonnen. Wel vond ik een prachtig mannetje muurhagedis. Ik kon het dier mooi vastleggen. Net op dit moment dat we verder wilde gaan tilde ik, waar Haijo bij stond een kleine zwarte plank van een televisiekast. Tot mijn grote verbazing en totaal onverwacht lag er een zandadder onder. Het dier lag ook even perplex, maar herstelde zich snel en kronkelde addervlug weg naar de struikjes. De weersvooruitzichten voor de middag waren slecht dus haast was geboden om de mooie bergwand op te zoeken. Toen we daar aankwamen scheen de zon gelukkig nog. Ik dook de auto uit en de eerste hagedis, die ik zag op de bergwand, was de door ons begeerde spitskophagedis. En dat op de laatste zoekdag, we konden ons geluk niet op. Bij die ene bleef het niet. Er werden meerdere, vaak prachtig blauw getekend, gevonden. Al fotograferend brachten we daar een deel van onze tijd door. Daarna ging ik nog op onderzoek uit en vond naast een vrij forse schorpioen de grote boktor: Morimus funereus. Langs de andere kant weg zaten verscheidene Dalmatische kielhagedissen. Mijn idee om te kijken of we nog hoger konden gaan om mogelijk D. mosorensis te vinden vond niet veel bijval. Toch wist ik mijn reisgenoten over te halen om nog iets verder te rijden. Even verderop kregen we te maken met een stuk weggeslagen weg. Ik ging de bus uit om te kijken of er toch langs konden komen. Haijo, onze chauffeur, wist ons er prima voorbij te loodsen. Spectaculair was het wel. De lucht begon te betrekken en er stak een stevige wind op. We stopten om te kijken of we al in de buurt kwamen van interessante zoeklocaties. Maar de omgeving zag er niet goed uit en het weer zat ook niet mee. We hebben bij deze stop wel een springkikker gefotografeerd. We gingen terug en namen weer de horde van de deels weggeslagen weg. De zandadderplek werd weer opgezocht. De temperatuur was prima, alleen begon het af en toe een beetje te spetteren. Marcel, Ronald en ik liepen samen op het langs het riviertje doodlopende pad. Ronald en ik vonden allebei onder een steen jonge dobbelsteenslang. Al vrij snel zag Marcel als eerste een slang terugkruipen naar de hellende kant van het pad. Ik dook er op om het dier niet te laten ontsnappen. Het bleek een subadult esculaapslang te zijn, een mooie en nieuwe vondst voor de reis. Bij de bus bouwden we een stellage van een opstaande grote tak. Eerst fotografeerden we de slang op de grond. Daarna plaatsten we de esculaapslang bovenop de grote tak, zodat we mooie opnames konden maken van de, van de tak glijdende slang. Dit lukte prima. Na verlopen van tijd lieten we de slang zijn eigen weg vervolgen. We gingen weer hetzelfde pad in. Haijo vervolgde zijn weg een andere kant op. Al vlug zag ik een zandadder op het pad liggen. Helaas bleef de slang niet liggen, waarschijnlijk omdat hij op doorreis was, om deze mooi te kunnen fotograferen. Nu was er actie geboden. Ik haalde mijn handschoen en de slangenstok uit de bus. We vervolgden onze weg verder het pad af. Ik zag aan de rechterkant achtereenvolgens een bruine en een blauwgrijze zandadder opgerold aan de rand van de berm liggen. De stok was niet nodig om de slangen te kunnen fotograferen. We kregen alle drie ruimschoots de kans. Inmiddels begon het iets harder te regenen. Op de terugweg naar de bus zagen we geen enkele adder meer. Voor Haijo was het jammer omdat hij geen goed fotografeerbare adder was tegengekomen. Ik ben met hem meegelopen om te kijken of we nog een keer succesvol zouden zijn op ons gelukspad. Maar helaas, de omstandigheden waren niet goed meer en we zagen geen enkel reptiel meer. Haijo had op zijn onderzoekingstocht onder een rots een waarschijnlijke ringslang gezien. We liepen met hem op zoek naar de slang en deze werd gevonden. Ik kon het dier tussen de bramenstruiken met de slangenklem onder de rots vangen. Het was een ringslang van de ondersoort natrix. De slang was broodmager en zou naar onze verwachting niet lang meer leven. Deze dag was erg succesvol verlopen en dat gaf ons een goed gevoel als afsluitingstrip van de vakantie. Bij het hotel aangekomen kregen we een rondje van het hotel wegens de overlast van de avond ervoor. We kozen voor het goedkope restaurant van de voorgaande dagen. De bediening viel erg tegen. Het eten was wel goed. Deze keer gaven we daarom een minimale fooi. In de hoteleetzaal gingen we voor de laatste keer klaverjassen. Zaten de keren daarvoor de kaarten niet met Marcel en mij, deze keer wel. Ronald en Haijo hadden nauwelijks iets in te brengen. Voor ik ging slapen pakte ik grotendeels mijn reistas in.
Dag 11: Terug naar huis, op weg naar het vliegveld van Podgorica
Dag 11: 9 mei 2011 – vliegveld Podgorica – terugreis
Ons laatste ontbijt in Montenegro kregen we om acht uur ’s ochtends. Weer hadden we geen sap en ook maar 4 armzalige worstjes. Aangezien ik alleen deze worstjes at had ik geen tekort aan eten. Mijn techniek voor het ontvellen van de lange dunne worstjes wekte hilariteit bij de reisgenoten. Helaas werd mijn techniek niet op de video vastgelegd, anders zouden we er nu nog van kunnen genieten. Voor negenen vertrokken we bepakt en bezakt uit het hotel. Er viel natte sneeuw bij een temperatuur van 2 graden boven nul. Marcel en ik werden bij de grondvalletjes gebracht om ze te legen. We hadden toch wat gevangen. In een beker een aantal kleine loopkevers met een zeer langwerpige vorm en in een andere beker een Carabus intricatus. Nu had ik er ook één. Ik leegde de met ijswater gevulde valletjes en Marcel hield het alcoholpotje open. We gingen verder en reden kwart over negen weg uit Kolasin. Ik had zulke koude, verkrampte vingers dat het echt pijn deed. Dit kan ik mij alleen nog van mijn jeugdjaren herinneren. Toen mijn vingers iets beter aanvoelden, vroeg ik Ronald even te stoppen, zodat ik de Carabus even kon fotograferen. Verder op weg naar het vliegveld steeg de temperatuur wel richting de 12-13 graden. Er stond echter een harde, koude en vervelende wind. Toch vonden we nog een plekje om even te zoeken. Uit de wind voelde het nog wel aardig aan, maar er werden toch geen amfibieën of reptielen meer gevonden. We trokken weer verder. Vlak voor het vliegveld stopten we bij een ruig grasland met her en der wat vuil op de grond. Ook hier werden geen reptiel en amfibieën gevonden. Marcel en Ronald namen geen eens de moeite om de bus uit te gaan. Ik vond wel een voor mij nieuwe orchidee. Bij het laatste benzinestation voor het vliegveld stopten we om naar schatting zoveel bij te tanken dat we op het niveau van de start zaten. We vergisten ons een paar liter, zodat we alsnog 10 liter a 15 euro bij het verhuurbedrijf Sixth vliegveld bij moesten kopen. Verder hadden we geen problemen met het terugbrengen. Dus Ronald je dagelijkse zorgen om een extra krasje waren niet nodig geweest. We waren ruim op tijd op het vliegveld. We dronken daar nog een bak koffie. Nadat ik door de controle heen was ben ik de taxfree-shop ingelopen om mooie oorbellen voor Bhartie te kopen. Ik liet me door Marcel adviseren. Het werden Swarovski oorbellen. Net voor drie uur kozen we het luchtruim. Bij de transfer op de nieuwe luchthaven van Boedapset kregen we in tegenstelling tot de heenreis een strenge controle. Het kostte Marcel zijn net aangekochte fles wijn (zat niet in een gesealde zak). Verder verliep de transfer vlot. We landden prima op tijd op Schiphol. Marcel en Ronald werden er uitgepikt om de bagage door te lichten. Achteraf had Marcel geluk dat ze zijn tas niet hebben opengemaakt, omdat hij niet de waarheid over de verzamelde insecten had verteld. We namen afscheid van Haijo en namen nog een snelle hap, hamburgermenu, bij Burgers King. We kochten treinkaartjes. Op station Lombardijen werden we door Louis, de vader van Marcel, opgehaald. Tien voor half elf ’s avonds was ik thuis. Bhartie was erg blij met de oorbellen.
Nawoord
Montenegro is een prachtig land met een grote diversiteit aan biotopen op een vrij klein oppervlak. De hoofdwegen zijn in het algemeen goed te berijden. Maar zodra je van de hoofdweg afgaat, kom je op hele smalle weggetjes terecht. En voor een grote bus, zoals wij gehuurd hadden, was het rijden daarop een behoorlijke opgave. De mensen in het land komen in eerste instantie stug over, maar zodra je een hand ter groet opsteekt, worden ze vriendelijk. Het verblijf in de hotels en het eten en drinken kostten veel minder dan we in Nederland gewend zijn.We vonden met zijn vieren 34 van de 48 voorkomende reptielen en amfibieën. Dat mag best als een fantastische prestatie gezien worden. Zeker als je in ogenschouw neemt dat we twee volledig verregende dagen hebben meegemaakt. Het land is mij prima bevallen, maar zeker gezien het hoge aantal aangetroffen soorten reptielen en amfibieën geen land om terug te keren om alsnog een paar gemiste slangen te kunnen zien.
Verslaglegger: Martin Edelman